1. Batterijterminals: Zorg ervoor dat de accupolen schoon en vrij van corrosie zijn. Maak ze indien nodig schoon met een staalborstel.
2. Aardaansluiting: Controleer de massaverbinding tussen de accu en het chassis. Zorg ervoor dat deze strak en schoon is.
3. Startmotor: Controleer of de startmotor stroom krijgt. U kunt dit doen door een multimeter te gebruiken om de spanning op de startersolenoïde te testen.
4. Brandstof: Controleer of de brandstofpomp werkt en of het brandstoffilter verstopt is.
5. Contactslot: Controleer of de contactschakelaar defect is. U kunt dit doen door de contactschakelaar te omzeilen en te kijken of de auto start.
6. ECU: Controleer of de Engine Control Unit (ECU) stroom krijgt en niet beschadigd is.
Als u het niet prettig vindt om deze controles uit te voeren, kunt u uw auto het beste naar een gekwalificeerde monteur brengen voor diagnose en reparatie.