Parkeer uw voertuig op een vlakke ondergrond en zet de motor af. Schakel de parkeerrem in.
Breng het voertuig omhoog met behulp van een autokrik of een autolift. Zorg ervoor dat het voertuig stevig wordt ondersteund voordat u verdergaat.
Zoek de carterplug en de afvoerbak. De carterplug bevindt zich meestal aan de onderkant van de oliecarter.
Plaats de opvangbak onder de carterplug en draai de plug los met een sleutel, zodat de olie in de pan kan lopen.
Terwijl de olie wegloopt, verwijdert u met een sleutel de bouten van het carter rond de omtrek van het carter.
Laat het carter voorzichtig zakken en verwijder het uit het voertuig.
Reinig het carter en het pasvlak van de oliecarter. Verwijder eventueel oud pakkingmateriaal of afdichtmiddel van het oppervlak.
Breng een nieuwe pakking of afdichtmiddel aan op het pasvlak van de oliecarter.
Plaats het carter op zijn plaats en draai de carterbouten voorzichtig kruislings vast om de druk gelijkmatig te verdelen.
Vervang de carterplug en draai deze stevig vast.
Laat het voertuig zakken en vul de motor met de aanbevolen hoeveelheid en soort olie.
Start de motor en laat deze enkele minuten draaien om de olie te laten circuleren. Controleer op eventuele lekkages uit het carter of de oliecarter.