- Verwijder de bougies uit de motor.
- Inspecteer de bougies op tekenen van slijtage of beschadiging.
- Als de bougies versleten of beschadigd zijn, vervang ze dan.
2. Controleer de bougiekabels.
- Inspecteer de bougiekabels op tekenen van slijtage of schade.
- Als de bougiekabels versleten of beschadigd zijn, vervang ze dan.
3. Controleer de verdelerkap en rotor.
- Verwijder de verdelerkap en inspecteer de contacten binnenin.
- Als de contacten gecorrodeerd of beschadigd zijn, reinig of vervang ze dan.
- Inspecteer de rotor op tekenen van slijtage of schade.
- Vervang de rotor als deze versleten of beschadigd is.
4. Controleer de bobine.
- Ontkoppel de bobine van de verdeler.
- Test de bobine met een multimeter om er zeker van te zijn dat deze spanning krijgt.
- Vervang de bobine als deze geen spanning krijgt.
5. Controleer de elektronische regelmodule (ECM).
- De ECM bevindt zich onder het dashboard aan de passagierszijde van het voertuig.
- Koppel de ECM los van de kabelboom.
- Test de ECM met een multimeter om er zeker van te zijn dat deze spanning ontvangt.
- Als de ECM geen spanning ontvangt, vervang deze dan.
6. Controleer de bedrading.
- Inspecteer de kabelboom op tekenen van schade.
- Als de kabelboom beschadigd is, repareer of vervang deze.