1. Trekken en vervoeren :Tractoren zijn uitgerust met trekhaken of trekstangen waarmee ze zware lasten kunnen trekken, zoals aanhangwagens, ploegen, cultivatoren en andere landbouwwerktuigen. Ze kunnen apparatuur en materialen efficiënt over lange afstanden transporteren.
2. Ploegen en bewerken :Tractoren worden gebruikt voor het ploegen en bewerken van de grond op landbouwvelden. Ze kunnen schijfmessen, eggen en andere werktuigen roteren om de grond voor te bereiden op het planten.
3. Zaaien en planten :Met behulp van geschikte uitrustingsstukken kunnen tractoren zaden en zaailingen in rijen planten. Ze kunnen ook de diepte en afstand van de beplanting regelen, waardoor precisie en efficiëntie worden gegarandeerd.
4. Cultiveren :Tractoren kunnen de grond tussen gewasrijen bewerken om onkruid onder controle te houden, de grond te beluchten en de groei te verbeteren. Tot de cultivatiehulpstukken behoren schoffels, cultivators en onkruidbestrijders.
5. Maaien en oogsten :Tractoren zijn uitgerust met maaihulpstukken om gras, voedergewassen en hooivelden te maaien. Ze kunnen ook worden gebruikt voor het oogsten van verschillende gewassen, zoals maïs, tarwe en sojabonen, met behulp van gespecialiseerde oogstwerktuigen.
6. Transporteren :Tractoren kunnen landbouwproducten van velden naar opslagfaciliteiten of naar de markt transporteren. Ze kunnen ook worden gebruikt om voorraden, uitrusting en personeel rond grote bouwplaatsen en industriële gebieden te verplaatsen.
7. Opgravingen en grondverzet :Wanneer tractoren zijn uitgerust met de juiste uitrustingsstukken, zoals frontladers, graaflaadmachines en graafmachines, kunnen ze graaf-, graaf- en grondverzettaken uitvoeren. Met deze hulpstukken kan de tractor gaten, sleuven en funderingen graven.
8. Irrigatie :In agrarische omgevingen kunnen tractoren worden gebruikt voor irrigatiedoeleinden door watertanks en sprinklers te trekken of irrigatiesystemen te bedienen.
9. Landschapsarchitectuur :Tractoren worden vaak gebruikt in de landschapsarchitectuur voor taken zoals het maaien van gazons, het snoeien van heggen, het bewerken van grond voor bloembedden en het verplaatsen van mulch, grond en ander landschapsmateriaal.
10. Sneeuwruimen :Tractoren die zijn uitgerust met sneeuwploegen en sneeuwblazers kunnen tijdens winterse weersomstandigheden sneeuw verwijderen van wegen, opritten, parkeerterreinen en trottoirs.
11. Loggen :Bij bosbouwwerkzaamheden worden tractoren gebruikt voor het vervoeren van boomstammen, het laten slippen van bomen en het kappen van bosgrond. Ze kunnen ook worden uitgerust met lieren en grijpers om zware boomstammen op te tillen en te verplaatsen.
Dit zijn slechts enkele voorbeelden van de diverse functies van een tractor. De specifieke taken die een tractor kan uitvoeren, zijn afhankelijk van de grootte, het vermogen en de beschikbare uitrustingsstukken.