Zoek naar zichtbare lekken rond de slangen, radiateur, waterpomp en thermostaathuis. Als u een lek constateert, repareer dit dan en vul het koelsysteem bij met koelvloeistof.
2. Controleer de thermostaat.
De thermostaat is een klep die de stroom koelvloeistof door de motor regelt. Als de thermostaat gesloten blijft, kan de koelvloeistof niet circuleren, waardoor de motor oververhit raakt. Om de thermostaat te testen, verwijdert u deze van de motor en plaatst u deze in een pan met kokend water. Als de thermostaat opengaat, werkt deze nog steeds naar behoren. Als het niet opengaat, vervang het dan.
3. Controleer de waterpomp.
De waterpomp circuleert de koelvloeistof door de motor. Als de waterpomp niet goed werkt, kan deze de koelvloeistof niet laten circuleren, waardoor de motor oververhit raakt. Om de waterpomp te testen, start u de motor en voelt u aan de bovenste radiateurslang. Als de slang heet is, werkt de waterpomp goed. Als de slang koud is, werkt de waterpomp niet goed en moet deze worden vervangen.
4. Controleer de radiateur.
De radiator is een warmtewisselaar die de koelvloeistof afkoelt. Als de radiator verstopt of beschadigd is, kan deze de koelvloeistof niet afkoelen, waardoor de motor oververhit raakt. Om de radiator te testen, kijk naar de vinnen op de radiator. Als de vinnen verbogen of beschadigd zijn, is de radiator verstopt en moet deze worden vervangen.
5. Controleer de ventilator.
De ventilator helpt lucht door de radiator te zuigen en de koelvloeistof af te koelen. Als de ventilator niet goed werkt, kan deze geen lucht door de radiateur zuigen, waardoor de motor oververhit raakt. Om de ventilator te testen, zet u de motor aan en laat u deze een paar minuten stationair draaien. De ventilator moet aangaan en blijven draaien totdat de motor is afgekoeld. Als de ventilator niet aanslaat, werkt deze niet goed en moet deze worden vervangen.