1. Brandstofmengsel :De motor moet het juiste mengsel van brandstof en lucht ontvangen om goed te kunnen werken. Als het mengsel te rijk of te arm is, zal de motor afslaan of onregelmatig lopen. De stationairsnelheidsschroef regelt de hoeveelheid lucht die de motor binnenkomt, en het brandstofinjectiesysteem regelt de hoeveelheid brandstof die wordt ingespoten.
2. Ontstekingstijdstip :De bougies moeten op het juiste moment ontsteken om het brandstof- en luchtmengsel te ontsteken. Als het ontstekingstijdstip te vroeg of te laat is, zal de motor onregelmatig lopen of afslaan. De verdeler past de vonktiming aan.
3. Compressie :De motor moet voldoende compressie hebben om het brandstof-luchtmengsel goed te kunnen ontsteken. Als de compressie te laag is, heeft de motor niet genoeg vermogen en slaat af. De zuigerveren en kleppen zorgen ervoor dat de compressie niet uit de cilinders ontsnapt.
4. Kleppen :De kleppen gaan open en dicht om lucht en brandstof in de cilinders te laten en uitlaatgassen af te voeren. Als de kleppen niet goed werken, loopt de motor niet goed. De klepveren houden de kleppen gesloten en de nokkenas opent en sluit de kleppen.
5. Elektronische regeleenheid (ECU) :De ECU is het elektronische brein van de motor. Het regelt de brandstofinjectie, het vonkmoment en andere motorfuncties. Als de ECU niet goed werkt, loopt de motor niet goed.