Controleer de zekeringen. Er zijn twee zekeringen die de richtingaanwijzers en remlichten aansturen:één voor de linkerkant en één voor de rechterkant. Controleer de zekeringkast om de doorgebrande zekeringen te vinden en vervang deze.
Controleer de richtingaanwijzerschakelaar. De richtingaanwijzerschakelaar bevindt zich op de stuurkolom. Zorg ervoor dat de schakelaar in de juiste positie staat en soepel tussen de linker- en rechterdraaipositie beweegt. Als de schakelaar kapot is, vervang deze dan.
Controleer de bedrading. Zorg ervoor dat de bedrading niet beschadigd of los zit. Zoek naar kapotte of gerafelde draden en repareer of vervang ze indien nodig.
Controleer het knipperlichtrelais. Het knipperlichtrelais regelt het knipperen van de richtingaanwijzers. Zorg ervoor dat het knipperlichtrelais goed in de fitting zit en niet kapot is. Als het knipperlichtrelais kapot is, vervang het dan.