1. Controleer het gasklephuis. Het gasklephuis is verantwoordelijk voor het regelen van de luchtstroom naar de motor. Als deze vuil of verstopt is, kan dit het ademvermogen van de motor beperken en ervoor zorgen dat het toerental laag wordt. Om het gasklephuis te controleren, verwijdert u de luchtinlaatslang en kijkt u naar binnen. Als het vuil is, maak het dan schoon met een gasklephuisreiniger en een doek.
2. Controleer het brandstofsysteem. Een vuil of verstopt brandstoffilter kan de brandstofstroom naar de motor belemmeren, waardoor het toerental laag kan worden. Om het brandstoffilter te controleren, plaatst u het onder de auto en koppelt u de slangen los. Als het vuil is, vervang het dan door een nieuw exemplaar.
3. Controleer het ontstekingssysteem. Een zwakke vonk of een defecte bougie kan ervoor zorgen dat de motor niet goed werkt en een laag toerental heeft. Om de bougies te controleren, verwijdert u ze uit de motor en inspecteert u ze op slijtage of schade. Als ze versleten of beschadigd zijn, vervang ze dan door nieuwe.
4. Controleer de motorsensoren. Een defecte motorsensor kan de verkeerde signalen naar de motorcomputer sturen, waardoor het toerental laag kan worden. Om de motorsensoren te controleren, koppelt u ze één voor één los en kijkt u of het toerental van de motor verandert. Als dit het geval is, vervang dan de defecte sensor.
Als u al deze dingen heeft gecontroleerd en de motor draait nog steeds slechts 3000 tpm terwijl hij stilstaat, moet u hem mogelijk naar een gekwalificeerde monteur brengen voor verdere diagnose.