1. Opwekking van wisselstroom :De rotor van de alternator, die bestaat uit een roterende magneet of elektromagneet, draait in een stationair stel statorwikkelingen. Terwijl de rotor draait, genereert deze een wisselstroom in de statorwikkelingen als gevolg van elektromagnetische inductie.
2. Diodefunctie :Diodes zijn halfgeleiderapparaten die stroom slechts in één richting laten stromen. In een dynamo zijn er doorgaans zes diodes gerangschikt in een driefasige configuratie. Elke diode is aangesloten tussen een van de statorwikkelingen en de positieve pool van de uitgang van de dynamo.
3. Rectificatie :Tijdens de positieve halve cyclus van de wisselstroomgolfvorm die door de statorwikkelingen wordt gegenereerd, vloeit er stroom door de diodes en laadt de accu van het voertuig op en voedt de elektrische componenten. Tijdens de negatieve halve cyclus blokkeren de diodes de omgekeerde stroomstroom, waardoor ervoor wordt gezorgd dat alleen unidirectionele stroom (DC) uit de dynamo stroomt.
4. Rectificatie in drie fasen :De driefasige configuratie van de diodes maakt een continue DC-uitgang mogelijk. Terwijl de rotor draait, genereren de statorwikkelingen achtereenvolgens positieve en negatieve halve cycli wisselstroom. De diodes zorgen ervoor dat de uitgangsstroom altijd positief is, ongeacht het wisselende karakter van de AC-ingang.
5. Spanningsregeling :De dynamo bevat ook een spanningsregelaar, die de hoeveelheid stroom regelt die door de veldwikkelingen van de rotor vloeit. Door de veldstroom aan te passen, houdt de spanningsregelaar de uitgangsspanning van de dynamo op een constant niveau, doorgaans rond de 14 volt in de meeste voertuigen.
Samenvattend werken de diodes in een dynamo als eenrichtingskleppen, waardoor de stroom slechts in één richting kan stromen. Ze corrigeren de wisselstroom die door de rotor van de dynamo wordt geproduceerd en zetten deze om in gelijkstroom die kan worden gebruikt om de accu op te laden en de elektrische systemen in een voertuig van stroom te voorzien.