Wanneer een automatische transmissie vastloopt, wordt een elektromagnetisch bediend koppelingsmechanisme ingeschakeld, waardoor de turbine en de waaier van de koppelomvormer fysiek met elkaar worden verbonden. Hierdoor worden de twee componenten aan elkaar vergrendeld, waardoor de relatieve beweging en vloeistofcirculatie binnen de converter worden geëlimineerd. Door het slippen te elimineren, vermindert lock-up de opwarming van de vloeistof en verbetert de efficiëntie van de transmissie, wat resulteert in een lager brandstofverbruik en minder slijtage aan transmissiecomponenten.
Het blokkeren van de motor treedt doorgaans op bij hogere voertuigsnelheden, meestal boven 64-80 km/u, wanneer de motor voldoende koppel heeft om het voertuig voort te stuwen zonder afhankelijk te zijn van het koppelvermenigvuldigingseffect van de koppelomvormer. De specifieke blokkeersnelheid kan echter variëren, afhankelijk van factoren zoals motorvermogen, voertuiggewicht, transmissieontwerp en gasklepstand.
Lockup speelt ook een rol bij het voorkomen van oververhitting van de automatische transmissie. Bij zware belasting of bij het beklimmen van steile hellingen kan de koppelomvormer overmatige hitte genereren als gevolg van de verhoogde vloeistofcirculatie en het slippen. Door de lock-up in te schakelen, vermindert de mechanische verbinding tussen de motor en de transmissie de opbouw van warmte, waardoor potentiële transmissieschade wordt voorkomen.
De motorblokkering is echter niet altijd ingeschakeld. Onder bepaalde omstandigheden, zoals tijdens het accelereren, terugschakelen of wanneer de voertuigsnelheid onder een bepaalde drempel daalt, kan de transmissie de blokkering uitschakelen voor optimale prestaties en rijcomfort.