1. Spanningsdetectie :De ECU controleert voortdurend de spanning van het elektrische systeem via een spanningssensor. Deze sensor bevindt zich meestal in de buurt van de accu of de dynamo zelf.
2. Spanningsregeling :Op basis van de invoer van de spanningssensor past de ECU de bekrachtigingsstroom aan die naar de veldwikkeling van de dynamo wordt gestuurd. Door de bekrachtigingsstroom te regelen, kan de ECU de uitgangsspanning van de dynamo regelen.
3. Laadcontrole :De ECU bewaakt ook de elektrische belasting van het voertuig. Wanneer er een grote vraag naar elektrische stroom is (de verlichting, airconditioning en het audiosysteem zijn bijvoorbeeld allemaal ingeschakeld), verhoogt de ECU de bekrachtigingsstroom naar de dynamo, waardoor deze meer elektriciteit genereert.
4. Beveiliging tegen overladen :Om schade aan de elektrische componenten als gevolg van te hoge spanning te voorkomen, implementeert de ECU een overlaadbeveiliging. Als de spanningssensor een spanning boven een vooraf bepaalde drempel detecteert, kan de ECU de bekrachtigingsstroom verlagen of zelfs de dynamo loskoppelen om verdere spanningsstijging te voorkomen.
5. Foutdetectie :De ECU is ook verantwoordelijk voor het opsporen van fouten in de dynamo. Het bewaakt voortdurend verschillende dynamoparameters, zoals uitgangsspanning, stroomsterkte en temperatuur. Als een van deze parameters het aanvaardbare bereik overschrijdt of onderschrijdt, kan de ECU een waarschuwingslampje op het dashboard laten branden of een foutcode in het geheugen opslaan voor verdere diagnose.
Door de dynamo aan te sturen, zorgt de ECU ervoor dat het elektrische systeem over een stabiele en voldoende stroomvoorziening beschikt, zodat het aan de wisselende elektrische eisen kan voldoen en tegelijkertijd wordt beschermd tegen potentiële problemen zoals overladen.