- Zorg ervoor dat de thermostaat op de gewenste temperatuur staat en dat de ventilator is ingeschakeld.
_Zet de thermostaat uit en weer aan. _
- _Vervang de batterijen in de thermostaat. _
2. Controleer het luchtfilter
- _Open de luchtterugvoeropening en trek het luchtfilter eruit. _
_Als het luchtfilter verstopt is, vervang het dan. _
3. Controleer de condensor
- _De condensor bevindt zich buiten het huis, meestal in de buurt van de compressor. _
_Zoek naar eventuele obstakels die de luchtstroom rond de condensor blokkeren, zoals bladeren of vuil. _
- _Reinig de condensorbatterijen met een slang en een zachte borstel. _
4. Controleer het koelmiddelniveau
- _Koelmiddel is de chemische stof die door het airconditioningsysteem circuleert en warmte absorbeert. _
- _Een laag koelmiddelniveau kan ervoor zorgen dat de airconditioning niet goed werkt. _
- _Een professional moet het koelmiddelniveau controleren en indien nodig meer toevoegen. _
5. Controleer de compressor
- _De compressor is het hart van de airconditioning en drijft de koelmiddelcyclus aan. _
- _Als de compressor niet goed werkt, kan de airconditioning de lucht niet koelen. _
- _Een professional moet de compressor controleren en indien nodig repareren of vervangen. _