Wanneer de motor draait, gaat de spoelsolenoïde open, zodat de brandstofdampen in de motor worden gezogen en verbrand. Wanneer de motor is uitgeschakeld, sluit de spoelsolenoïde om te voorkomen dat de brandstofdampen in de atmosfeer ontsnappen.
Als de spoelsolenoïde open blijft staan, kunnen er brandstofdampen in de motor ontsnappen, waardoor de motor kan afslaan of slecht kan draaien. Als de spoelsolenoïde gesloten blijft, wordt voorkomen dat de brandstofdampen in de motor worden gezogen, waardoor de motor te rijk kan worden en kan afslaan. In beide gevallen kan een slechte spoelsolenoïde voorkomen dat de auto start.