- Motorimmobilisatie: Het alarmsysteem kan worden geprogrammeerd om de startmotor of het brandstofinjectiesysteem uit te schakelen, waardoor de motor niet kan starten.
- Brandstofpomp uitgeschakeld: Het alarmsysteem kan worden aangesloten op de brandstofpomp en worden geprogrammeerd om deze uit te schakelen wanneer het alarm wordt geactiveerd, waardoor wordt voorkomen dat er brandstof naar de motor wordt geleverd.
- Ontstekingssysteem uitgeschakeld: Het alarmsysteem kan worden aangesloten op het ontstekingssysteem en worden geprogrammeerd om het uit te schakelen wanneer het alarm wordt geactiveerd, waardoor wordt voorkomen dat de bougies ontsteken.
Dit zijn slechts enkele voorbeelden van hoe een alarmsysteem kan voorkomen dat een auto start. Welke specifieke methode wordt gebruikt, is afhankelijk van het merk en model van de auto, evenals van het type alarmsysteem dat wordt gebruikt.
Naast deze methoden bevatten sommige alarmsystemen ook functies die het voor een dief moeilijker kunnen maken om de auto te stelen, zoals:
- Glasbreuksensoren: Deze sensoren kunnen het geluid van brekend glas detecteren en het alarm activeren als iemand probeert in te breken in de auto.
- Bewegingssensoren: Deze sensoren kunnen bewegingen in de auto detecteren en het alarm activeren als iemand zonder toestemming de auto probeert binnen te komen.
- Kantelsensoren: Deze sensoren kunnen detecteren of de auto wordt opgetild of gekanteld en activeren het alarm als iemand probeert de auto weg te slepen.
Door een combinatie van deze functies te gebruiken, kan een alarmsysteem een hoog beveiligingsniveau voor uw auto bieden en het voor een dief veel moeilijker maken om te stelen.