Meet de snelheid van de uitgaande as:
De uitgangssnelheidssensor bewaakt en meet voornamelijk het toerental van de uitgaande as van de automatische transmissie. Het detecteert de snelheid waarmee de uitgaande as van de transmissie draait.
Invoer voor versnellingsselectie:
De TCM of ECU gebruikt de input van de uitgangssnelheidssensor samen met verschillende andere inputs, zoals motortoerental en voertuigsnelheid, om de juiste versnelling te bepalen voor optimale prestaties en brandstofefficiëntie.
Schakeltiming:
Op basis van de snelheidsgegevens van de uitgaande as die door de sensor worden verstrekt, kan de TCM of ECU aanpassingen maken aan het schakelschema van de transmissie. Het berekent wanneer er moet worden geschakeld, zodat u soepel en efficiënt kunt schakelen.
Slipdetectie:
De uitgangssnelheidssensor helpt bij het detecteren van transmissieslip. Wanneer het verschil tussen het motortoerental en het toerental van de uitgaande as een bepaalde drempel overschrijdt, kan dit erop duiden dat de transmissie slipt. Deze informatie kan diagnostische foutcodes (DTC's) activeren en het controlelampje laten branden.
Activering slappe modus:
Als de TCM of ECU abnormale snelheden van de uitgaande as of transmissieslip detecteert op basis van de input van de sensor, kan deze de slappe modus activeren. De slappe modus beperkt de transmissie tot een lagere versnelling of een specifiek versnellingsbereik om de transmissie tegen verdere schade te beschermen.
Over het algemeen speelt de snelheidssensor van de automatische uitgaande transmissie een cruciale rol bij het bewaken van de snelheid van de uitgaande as van de transmissie. Deze informatie helpt bij het optimaliseren van de versnellingskeuze, het schakelmoment, de slipdetectie en de activering van de slappe modus, waardoor een efficiënte en betrouwbare werking van de automatische transmissie wordt gegarandeerd.