2. Oefen druk uit op het rempedaal. Hierdoor wordt het voertuig langzamer en kan de transmissie gemakkelijker terugschakelen.
3. Zet de versnellingspook in een lagere versnelling. Als u in Drive (D) staat, kunt u terugschakelen naar een lagere versnelling door de keuzehendel naar 3, 2 of 1 te zetten. Als u zich in de handmatige modus (M) bevindt, kunt u terugschakelen naar een lagere versnelling door op de "-"-knop op de versnellingspook.
4. Versnel. Nadat u naar een lagere versnelling bent geschakeld, kunt u gas geven door het gaspedaal in te drukken. De transmissie schakelt automatisch naar een hogere versnelling naarmate het voertuig versnelt.
Tips:
* Als u een auto bestuurt met een automatische transmissie, is het belangrijk om te voorkomen dat u tijdens het rijden naar een lagere versnelling schakelt. Dit kan de transmissie beschadigen.
* Als u een voertuig bestuurt met een handgeschakelde versnellingsbak, is het belangrijk om het motortoerental aan te passen aan de rijsnelheid wanneer u naar een lagere versnelling schakelt. Dit zal helpen voorkomen dat de transmissie slijpt.