1. Controleer de batterijverbindingen:
Zorg ervoor dat de positieve en negatieve accupolen correct zijn vastgezet en dat er geen corrosie is. Maak indien nodig de aansluitingen schoon.
2. Inspecteer de bedrading:
Zoek naar beschadigde of losse bedrading in het startcircuit. Repareer of vervang indien nodig.
3. Testcontactschakelaar:
Draai de sleutel in het contact. Als de startmotor niet aanslaat, kan het een probleem met de contactschakelaar zijn.
4. Inspecteer de neutrale veiligheidsschakelaar:
Zorg ervoor dat de neutrale veiligheidsschakelaar in werkende staat verkeert. Controleer op een draadbreuk of een defecte verbinding.
5. Startrelais:
Als dit niet de neutrale veiligheidsschakelaar is, controleer dan het startrelais. Luister of u een 'klik' hoort wanneer u probeert te starten. Als u deze niet hoort, vervang dan het relais.
6. Controleer zekeringen:
Zoek de startzekering en controleer of deze niet is doorgebrand. Vervang indien nodig.
7. Solenoïde:
Inspecteer de startersolenoïde. Test door handmatig spanning aan te leggen. Als de solenoïde niet reageert, overweeg dan om deze te vervangen.
8. Aarding van de motor:
Controleer of de motor goed op het chassis is geaard. Een gebrek aan goede aarding kan de werking van de starter beïnvloeden.
9. Beschadigd vliegwiel:
Als al het andere in orde lijkt, kijk dan eens naar het vliegwiel. Inspecteer op eventuele schade of scheuren.
10. Defecte startmotor:
Er is een mogelijkheid dat de nieuwe starter defect is. Probeer te testen om dit te bevestigen en overweeg om het uit te wisselen.
Opmerking:Als u niet zeker bent over bepaalde aspecten van het proces, vraag dan altijd advies aan een ervaren monteur of raadpleeg de werkplaatshandleidingen die specifiek zijn voor uw C10 uit 1984 voor nauwkeurige procedures.