1. Controleer het startrelais. Het startrelais is verantwoordelijk voor het verzenden van stroom van de accu naar de starter. Als het startrelais defect is, kan dit voorkomen dat de starter wordt ingeschakeld.
2. Controleer de contactschakelaar. De contactschakelaar is verantwoordelijk voor het verzenden van een signaal naar het startrelais om de motor te starten. Als de contactschakelaar defect is, kan dit voorkomen dat de starter wordt ingeschakeld.
3. Controleer de bedrading. De bedrading tussen de accu, de starter, het startrelais en de contactschakelaar kunnen losraken of beschadigd raken, waardoor de starter niet meer kan inschakelen.
4. Controleer het vliegwiel. Het vliegwiel is het grote tandwiel waarmee de starter wordt ingeschakeld om de motor te starten. Als het vliegwiel beschadigd is, kan dit voorkomen dat de starter inschakelt.