* Een batterijlader
* Startkabels (optioneel)
* Veiligheidsbril
Instructies:
1. Lees de gebruikershandleiding van de batterijlader zorgvuldig. Zorg ervoor dat u alle instructies begrijpt voordat u begint met opladen.
2. Parkeer uw voertuig in een goed geventileerde ruimte. Zet de motor af en stel de parkeerrem in werking.
3. Open de motorkap van uw voertuig. Zoek de batterij. Het is meestal een zwarte of grijze plastic doos met twee aansluitingen, één positief (+) en één negatief (-).
4. Zet uw veiligheidsbril op.
5. Sluit de positieve (rode) klem van de batterijlader aan op de positieve (+) pool van de batterij.
6. Sluit de negatieve (zwarte) klem van de batterijlader aan op de negatieve (-) pool van de batterij.
7. Sluit de batterijlader aan op een stopcontact.
8. Stel de batterijlader in op de juiste spanning. Raadpleeg de gebruikershandleiding van uw accu voor de juiste spanning.
9. Begin met het opladen van de batterij. Volg de instructies die bij uw batterijlader zijn geleverd. Laat de acculader niet onbeheerd achter.
10. Zodra de batterij is opgeladen, koppelt u de batterijlader los van het stopcontact.
11. Ontkoppel de negatieve (zwarte) klem van de accu.
12. Ontkoppel de positieve (rode) klem van de accu.
Let op:
* Zorg ervoor dat u de positieve en negatieve polen van de batterij of de batterijlader niet tegelijkertijd aanraakt. Dit kan een vonk en/of een explosie van de batterij veroorzaken.
