Wanneer de bestuurder zijn auto met benzine vult, wordt de chemische energie die in de benzine is opgeslagen, overgebracht naar de brandstoftank van de auto. Wanneer de bestuurder de auto start, wordt de benzine in de motor verbrand, waardoor warmte-energie vrijkomt. Deze warmte-energie wordt vervolgens omgezet in kinetische energie, de bewegingsenergie. De kinetische energie van de auto zorgt ervoor dat hij vooruit kan rijden en vijfhonderd kilometer kan afleggen.