Wie heeft de voertuigkoppeling uitgevonden?

De eerste voertuigkoppeling werd in 1898 uitgevonden door Wilhelm Maybach, een Duitse ingenieur die voor Daimler-Motoren-Gesellschaft werkte. Voorheen moesten bij de meeste voertuigen de bestuurder uitstappen en de naven van de transmissie vergrendelen of ontgrendelen om de auto in een versnelling te zetten.

De koppeling van Maybach was een kegelkoppeling, die bestond uit een conisch mannelijk deel (het aandrijforgaan) en een conisch vrouwelijk deel (het aangedreven orgaan). Het mannelijke deel was bevestigd aan de krukas van de motor, terwijl het vrouwelijke deel aan de transmissie was bevestigd. Wanneer de koppeling werd ingeschakeld, kwamen de twee kegels met elkaar in contact en door wrijving zouden ze samen roteren, waardoor het vermogen van de motor naar de transmissie werd overgebracht.

Kegelkoppelingen waren echter niet erg efficiënt en werden uiteindelijk vervangen door schijfkoppelingen, die nog steeds in de meeste voertuigen worden gebruikt. Bij schijfkoppelingen worden twee platte platen (schijven) gebruikt die door veren tegen elkaar worden gedrukt. Wanneer de koppeling wordt ingeschakeld, komen de schijven met elkaar in contact en door wrijving gaan ze samen draaien, waardoor het vermogen van de motor naar de transmissie wordt overgebracht.