De Otto-cyclus is het meest voorkomende type motorcyclus dat wordt gebruikt in verbrandingsmotoren met elektrische ontsteking. Het is vernoemd naar Nikolaus Otto, die in 1867 de eerste verbrandingsmotor uitvond.
De Otto-cyclus bestaat uit vier slagen:
1. Inlaatslag
2. Compressieslag
3. Krachtslag
4. Uitlaatslag
1. Inlaatslag:
De inlaatslag begint met de zuiger die door de cilinder beweegt. Hierdoor ontstaat een vacuüm dat lucht en brandstof via de inlaatklep de cilinder in zuigt. De inlaatklep sluit zodra de cilinder vol is.
2. Compressieslag:
De compressieslag begint met het omhoog bewegen van de zuiger in de cilinder. Hierdoor wordt het lucht- en brandstofmengsel gecomprimeerd, waardoor de druk en temperatuur van het mengsel toenemen.
3. Krachtslag:
De krachtslag begint wanneer de bougie het lucht- en brandstofmengsel ontsteekt. Dit veroorzaakt een snelle expansie van de gassen, waardoor de zuiger door de cilinder wordt gedrukt. Door de uitzetting van de gassen ontstaat er ook kracht, die wordt overgebracht naar de krukas.
4. Uitlaatslag
De uitlaatslag begint met het omhoog bewegen van de zuiger in de cilinder. Hierdoor worden de uitlaatgassen via de uitlaatklep uit de cilinder geperst. De uitlaatklep sluit zodra de cilinder leeg is.
