1. Controleer de bobine: De bobine levert de hoge spanning die nodig is om een vonk te creëren. Als de bobine defect is, kan deze niet voldoende spanning aan de bougies leveren en zal de motor niet starten.
2. Controleer de bougiekabels: De bougiekabels transporteren de hoge spanning van de bobine naar de bougies. Als de bougiekabels beschadigd zijn of los zitten, kan de vonk de bougies niet bereiken en zal de motor niet starten.
3. Controleer de verdelerkap en rotor: De verdelerkap en rotor zijn verantwoordelijk voor het verdelen van de hoogspanning van de bobine naar de bougies. Als de verdelerkap of rotor beschadigd of versleten is, kan de vonk de bougies niet bereiken en zal de motor niet starten.
4. Controleer het ontstekingstijdstip: Het ontstekingstijdstip is het moment waarop de vonk in de motor ontstaat. Als het ontstekingstijdstip onjuist is, wordt de vonk niet op het juiste moment geproduceerd en start de motor niet.
5. Controleer de brandstofdruk: De brandstofdruk is de druk waarbij de brandstof aan de motor wordt geleverd. Als de brandstofdruk te laag is, kan de brandstof de cilinders niet bereiken en zal de motor niet starten.
Als u al deze zaken heeft gecontroleerd en de motor nog steeds niet start, moet u de auto mogelijk naar een monteur laten slepen voor verdere diagnose.
