2. Controleer het luchtfilter. Een vuil luchtfilter kan de luchtstroom naar de motor belemmeren, waardoor het controlelampje kan gaan branden. Vervang het luchtfilter als het vuil is.
3. Controleer de bougies. Versleten bougies kunnen ervoor zorgen dat het controlelampje gaat branden. Vervang de bougies als deze versleten zijn.
4. Controleer de zuurstofsensor. Een defecte zuurstofsensor kan ervoor zorgen dat het controlelampje gaat branden. Vervang de zuurstofsensor als deze defect is.
5. Controleer de katalysator. Een verstopte katalysator kan ervoor zorgen dat het controlelampje gaat branden. Vervang de katalysator als deze verstopt is.
Als het controlelampje nog steeds brandt nadat u al deze dingen heeft gecontroleerd, moet u uw auto naar een monteur brengen om een diagnose te laten stellen.