1. Parkeer uw auto op een veilige plaats en zet de motor af.
2. Open de motorkap van uw voertuig.
3. Zoek de diagnoseconnector. Dit is een klein zwart doosje met een 16-pins connector. Deze bevindt zich meestal in de buurt van de batterij.
4. Sluit een verbindingsdraad aan tussen de "Service Check Connector" (SCS) aansluiting en de aardaansluiting op de diagnoseconnector.
5. Draai de contactsleutel naar de stand "ON", maar start de motor niet.
6. Het controlelampje begint te knipperen. Tel het aantal knipperingen, aangezien dit de diagnostische probleemcode (DTC) aangeeft die in de computer van het voertuig is opgeslagen.
7. Noteer de storingscode en draai de contactsleutel uit.
8. Koppel de verbindingsdraad los van de diagnoseconnector.
9. Sluit de motorkap van uw voertuig.
10. Start de motor en het controlelampje moet worden gereset.
Als het controlelampje weer gaat branden nadat u het opnieuw hebt ingesteld, is er mogelijk een ernstiger probleem met uw voertuig dat moet worden verholpen. In dit geval is het raadzaam om uw voertuig naar een gekwalificeerde monteur te brengen voor diagnose en reparatie.