1. Parkeer het voertuig op een vlakke ondergrond en zet de motor af.
2. Laat de motor volledig afkoelen.
3. Open de motorkap en zoek het koelvloeistofreservoir. Het is meestal een doorschijnende plastic tank die zich aan de voorkant van de motorruimte bevindt.
4. Verwijder de dop van het koelvloeistofreservoir.
5. Start de motor en laat deze enkele minuten draaien. Hierdoor circuleert de koelvloeistof en helpt eventuele ingesloten lucht vrij te komen.
6. Terwijl de motor draait, knijpt u meerdere keren in de bovenste radiateurslang. Dit zal helpen om eventuele luchtbellen die in de slang vastzitten, los te maken.
7. Laat de motor draaien totdat de thermostaat opengaat en de koelvloeistof door de radiateur begint te stromen. Dit kun je controleren door aan de bovenste radiateurslang te voelen. Het wordt heet als de thermostaat opengaat.
8. Zodra de thermostaat is geopend, schakelt u de motor uit en laat u deze volledig afkoelen.
9. Controleer het koelvloeistofpeil in het reservoir en voeg indien nodig koelvloeistof toe.
10. Plaats de dop terug op het koelvloeistofreservoir.
Maak een proefrit met het voertuig om er zeker van te zijn dat het koelsysteem goed werkt. Als het voertuig oververhit raakt, kan er nog steeds lucht in het systeem zitten. Herhaal stap 5-10 totdat alle lucht is verwijderd.