1. Zorg ervoor dat de brandstofleiding goed is aangesloten.
- De brandstofleiding moet stevig op het brandstoffilter en de carburateur zijn aangesloten. Als dit niet het geval is, kan de brandstof niet door de leiding stromen.
2. Controleer het brandstoffilter op vuil.
- Als het brandstoffilter verstopt is met vuil, wordt de brandstofstroom beperkt. Verwijder het brandstoffilter en inspecteer het op vuil of puin. Als het brandstoffilter verstopt is, reinig of vervang het dan.
3. Zorg ervoor dat de carburateur schoon is.
- Als de carburateur vuil is, kan deze mogelijk de brandstof en de lucht niet goed mengen, waardoor er een gebrek aan vermogen ontstaat. Verwijder de carburateur en reinig deze met carburateurreiniger.
4. Controleer de bougie.
- Een defecte bougie kan het starten van de motor verhinderen. Verwijder de bougie en controleer op eventuele schade of slijtage. Als de bougie beschadigd of versleten is, vervang deze dan.
5. Controleer het luchtfilter.
- Een vuil luchtfilter kan de luchtstroom naar de motor belemmeren, waardoor er een gebrek aan vermogen ontstaat. Verwijder het luchtfilter en reinig of vervang het.
Als u al deze zaken heeft gecontroleerd en de motor nog steeds geen benzine krijgt, moet u hem mogelijk naar een gekwalificeerde monteur brengen voor verdere diagnose en reparatie.