1. Zorg ervoor dat het voertuig uitgeschakeld is.
2. Zoek de diagnoseconnector onder het dashboard, meestal vlakbij de stuurkolom.
3. Steek een verbindingsdraad in de klemmen A en B van de diagnoseconnector.
4. Draai de contactsleutel naar de stand "AAN".
5. Laat de sleutel in de stand "AAN" staan en tel tot 10.
6. Draai de contactsleutel naar de stand "UIT".
7. Koppel de verbindingsdraad los van de diagnoseconnector.
8. Start de motor.
Het servicemotorlampje moet nu worden gereset. Als het lampje niet opnieuw wordt ingesteld of weer gaat branden, moet u het voertuig laten diagnosticeren door een gekwalificeerde monteur.