1. Controleer de benzinedop. Een losse of ontbrekende tankdop kan ervoor zorgen dat het controlelampje gaat branden. Zorg ervoor dat de gasdop goed vastzit en stevig vastzit.
2. Controleer het luchtfilter. Een vuil luchtfilter kan er ook voor zorgen dat het controlelampje gaat branden. Vervang het luchtfilter als het vuil is.
3. Controleer de bougies. Versleten bougies kunnen ervoor zorgen dat het controlelampje gaat branden. Vervang de bougies als deze versleten zijn.
4. Controleer de zuurstofsensor. Een defecte zuurstofsensor kan er ook voor zorgen dat het controlelampje gaat branden. Vervang de zuurstofsensor als deze defect is.
5. Laat het voertuig scannen op codes. Als geen van de bovenstaande stappen werkt, moet u mogelijk het voertuig laten scannen op codes. Dit zal u vertellen waardoor het controlelampje gaat branden en u kunt het probleem oplossen.
Nadat u het probleem heeft verholpen, zou het controlelampje automatisch moeten uitgaan. Als het lampje niet uitgaat, moet u mogelijk de computer van het voertuig opnieuw instellen.