* Controleer de batterij. Zorg ervoor dat de accu voldoende stroom heeft om de auto te starten. Dit kunt u doen door de accuspanning te controleren met een voltmeter. De accuspanning moet ongeveer 12,6 volt zijn. Als de accuspanning laag is, moet u mogelijk de auto starten of de accu vervangen.
* Controleer de starter. De starter is verantwoordelijk voor het draaien van de motor. Als de starter niet werkt, start de motor niet. U kunt de starter controleren door te luisteren naar een klikkend geluid wanneer u de sleutel omdraait. Als u een klikgeluid hoort, werkt de starter. Als u geen klikgeluid hoort, is de starter mogelijk defect.
* Controleer de contactschakelaar. De contactschakelaar is verantwoordelijk voor het sturen van stroom naar de starter. Als de contactschakelaar niet werkt, krijgt de starter geen stroom en start de motor niet. U kunt de contactschakelaar controleren door de sleutel naar de stand "aan" te draaien. Als de dashboardverlichting gaat branden, werkt de contactschakelaar. Als de dashboardverlichting niet gaat branden, is de contactschakelaar mogelijk defect.
Als u niet zeker weet hoe u deze zaken moet controleren, kunt u uw auto naar een monteur brengen voor diagnose en reparatie.
