1. Controleer de brandstofdrukregelaar (FPR). De FPR is verantwoordelijk voor het regelen van de brandstofdruk in het brandstofinjectiesysteem. Als de FPR defect is, kan de brandstofdruk te laag of te hoog zijn, waardoor de motor niet kan starten.
2. Controleer de brandstofinjectoren. De brandstofinjectoren zijn verantwoordelijk voor het spuiten van brandstof in de motorcilinders. Als de brandstofinjectoren verstopt of defect zijn, kunnen ze voorkomen dat de motor de brandstof krijgt die hij nodig heeft om te starten.
3. Controleer de brandstofleidingen. De brandstofleidingen transporteren brandstof van de brandstoftank naar de motor. Als de brandstofleidingen geknikt of geblokkeerd zijn, kunnen ze de brandstofstroom naar de motor beperken.
4. Controleer het brandstoffilter. Het brandstoffilter is verantwoordelijk voor het verwijderen van vuil en puin uit de brandstof. Als het brandstoffilter verstopt is, kan dit de brandstofstroom naar de motor beperken.
Als u al deze zaken heeft gecontroleerd en de motor nog steeds geen brandstof krijgt, moet u mogelijk uw voertuig naar een monteur brengen voor verdere diagnose.