2. Controleer de oliedruksensor. De oliedruksensor is verantwoordelijk voor het verzenden van een signaal naar de computer van de motor die de oliedruk aangeeft. Als de sensor defect is, stuurt deze mogelijk een onnauwkeurig signaal naar de computer, waardoor het waarschuwingslampje voor lage oliedruk gaat branden. Om de oliedruksensor te controleren, koppelt u de elektrische connector los en gebruikt u een voltmeter om de spanning tussen de aansluitingen van de sensor te meten. De spanning moet binnen de specificaties van de fabrikant liggen. Als de spanning niet binnen de specificaties ligt, vervang dan de oliedruksensor.
3. Inspecteer het oliefilter. Als het oliefilter verstopt is, kan dit de oliestroom naar de motor beperken, waardoor het waarschuwingslampje voor lage oliedruk gaat branden. Om het oliefilter te inspecteren, verwijdert u het uit de motor en controleert u op vuil of schade. Als het oliefilter verstopt of beschadigd is, vervang het dan.
4. Controleer de oliepomp. De oliepomp is verantwoordelijk voor het circuleren van olie door de motor. Als de oliepomp defect is, kan het waarschuwingslampje voor lage oliedruk gaan branden. Om de oliepomp te controleren, verwijdert u het oliecarter van de motor en inspecteert u de oliepomp op eventuele schade of slijtage. Als de oliepomp beschadigd of versleten is, vervang deze dan.
5. Als het oliepeil, de oliedruksensor, het oliefilter en de oliepomp allemaal in goede staat zijn, ligt het probleem mogelijk bij de motor zelf. In dit geval moet u de auto naar een gekwalificeerde monteur brengen voor diagnose en reparatie.