Stuurwieluitlijning verwijst naar het proces waarbij het stuur zo wordt afgesteld dat het gecentreerd is wanneer de voorwielen recht naar voren wijzen. Dit wordt gedaan door de trekstangen aan te passen, dit zijn de stangen die het stuur met de voorwielen verbinden.
Vooruitlijning daarentegen verwijst naar het proces waarbij de hoeken van de voorwielen worden aangepast, zodat ze recht naar voren wijzen wanneer het stuur in het midden staat. Dit wordt gedaan door het camber, caster en toespoor aan te passen.
- Camber is de hoek van de voorwielen, gezien vanaf de voorkant van het voertuig. Als de wielen bovenaan naar binnen leunen, wordt er gezegd dat ze een negatieve camber hebben. Als de wielen aan de bovenkant naar buiten leunen, wordt er gezegd dat ze een positieve camber hebben.
- Caster is de hoek van de voorwielen, gezien vanaf de zijkant van het voertuig. Als de wielen bovenaan naar achteren leunen, wordt er gezegd dat ze een positief zwenkwiel hebben. Als de wielen bovenaan naar voren leunen, wordt er gezegd dat ze een negatief zwenkwiel hebben.
- Toe-in is het verschil in de afstand tussen de voor- en achterkant van de voorbanden. Als de voorbanden aan de voorkant dichter bij elkaar staan dan aan de achterkant, spreken we van toespoor. Als de voorbanden aan de voorkant verder uit elkaar staan dan aan de achterkant, wordt er gezegd dat ze uitspoor hebben.
Uitlijning aan de voorkant is uitgebreider dan uitlijning van het stuur, omdat hierbij zowel rekening wordt gehouden met de hoeken van de voorwielen als met de positie van het stuur.