Bij het uitlijnen van de wielen past de technicus de componenten van de ophanging en de stuurinrichting aan om ervoor te zorgen dat de wielen goed zijn uitgelijnd met de middellijn van het voertuig en de juiste teen-, camber- en caster-hoeken hebben. Deze hoeken zijn van invloed op het rijgedrag, de bandenslijtage en de stabiliteit van het voertuig.
Het gebruik van twee verschillende sets banden kan variaties in de bandenafmetingen en loopvlakpatronen veroorzaken, wat kan leiden tot onjuiste uitlijningsinstellingen. De verschillen in bandenmaat, stijfheid van de zijwanden en samenstelling van het loopvlak kunnen het rijgedrag van het voertuig en de nauwkeurigheid van het uitlijningsproces beïnvloeden.
Als de ene set banden bijvoorbeeld een breder loopvlakpatroon heeft dan de andere, kan dit de teen- en camberhoeken van het voertuig veranderen, wat resulteert in ongelijkmatige bandenslijtage en een slechter rijgedrag. Op dezelfde manier kunnen verschillen in banddiameter de algehele geometrie van de ophanging beïnvloeden en de uitlijningsinstellingen wijzigen.
Om optimale prestaties, veiligheid en nauwkeurige wieluitlijningsresultaten te garanderen, wordt aanbevolen dezelfde set banden te gebruiken, idealiter degene die door de voertuigfabrikant zijn ontworpen en aanbevolen voor uw specifieke automodel. Het gebruik van verschillende sets banden kan de uitlijningsnauwkeurigheid in gevaar brengen en mogelijk de wegligging en stabiliteit van uw voertuig beïnvloeden.