- Vloeraansluiting
- Jack-standaards
- Lugsleutel of slagmoersleutel
- Socketset
- Kruiskopschroevendraaier
- Remmenreiniger
- Remklauwsleutel of C-klem
- Nieuwe remblokken
- Nieuwe remschijven (optioneel, indien nodig)
- Remvloeistof
- Koker
Instructies:
1. Bereid uw auto voor:
Parkeer uw auto op een vlakke ondergrond en zet de motor af.
Schakel de parkeerrem in.
Als u een krik gebruikt, draai dan de wielmoeren op alle vier de wielen iets los (maar verwijder ze niet volledig) zodat u ze later gemakkelijker kunt verwijderen.
2. Til uw auto op:
Gebruik een krik om de voorkant van uw auto op te tillen totdat u voldoende ruimte heeft om comfortabel te werken.
Plaats voor de veiligheid kriksteunen onder de knellassen van uw auto, achter de voorbanden.
3. Verwijder de wielen:
Gebruik de wielmoersleutel of slagmoersleutel om de wielmoeren en wielen van de voorkant van uw auto te verwijderen.
4. Inspecteer de oude remblokken:
Onderzoek de remblokken op slijtage. Als de pads minder dan 1/4 inch dik zijn, moeten ze worden vervangen.
5. Verwijder de remklauw:
Gebruik een kruiskopschroevendraaier om de twee kruiskopschroeven te verwijderen waarmee de remklauw aan de wielnaaf is bevestigd.
Nadat de schroeven zijn verwijderd, tilt u de remklauw omhoog en van de rotor af.
6. Verwijder de oude remblokken:
Gebruik een remklauwsleutel of C-klem om de remzuiger samen te drukken. Hiermee kunt u de oude remblokken verwijderen.
7. Reinig de remklauw:
Gebruik remmenreiniger om de remklauw en het oppervlak van de rotor schoon te maken.
8. Installeer de nieuwe remblokken:
Schuif de nieuwe remblokken in de remklauwgleuven en zorg ervoor dat ze goed op hun plaats zitten.
9. Plaats de remklauw terug:
Plaats de remklauw terug over de rotor en steek de bevestigingsbouten van de remklauw erin. Draai de bouten vast totdat ze goed vastzitten.
10. Monteer de wielen en wielmoeren:
Plaats de wielen terug op de auto en draai de wielmoeren vast totdat ze goed vastzitten. Laat de auto zakken met behulp van de krik.
11. Test de remmen:
Trap herhaaldelijk op het rempedaal totdat u stevige weerstand voelt. Dit zorgt ervoor dat alle lucht uit de remleidingen is.
12. Remvloeistof controleren (indien nodig):
Als uw remvloeistof laag of vuil is, moet u deze mogelijk bijvullen of vervangen. Raadpleeg de gebruikershandleiding van uw auto voor instructies over het controleren van de remvloeistof.
Zorg ervoor dat u ook de remblokken aan de andere kant van de auto vervangt.
Houd er rekening mee dat als u deze taak niet zelf wilt uitvoeren, u dit het beste door een professionele monteur kunt laten doen.