1. Uw snelheid: U kunt de snelheid waarmee u rijdt zelf bepalen. Houd u aan de snelheidslimiet en pas uw snelheid aan op basis van de weersomstandigheden, het verkeersvolume en de wegomstandigheden.
2. Volgafstand: Door een veilige volgafstand tot het voertuig voor u aan te houden, heeft u meer reactietijd als deze plotseling remt.
3. Lijnpositie: Blijf op uw rijstrook en vermijd slingeren in en uit het verkeer. Geef eventuele rijstrookwijzigingen ruim van tevoren aan.
4. Remmen: Trap soepel en geleidelijk af om slippen te voorkomen.
5. Versnelling: Versnel geleidelijk en soepel. Vermijd het starten van een jackrabbit, wat kan leiden tot verlies van controle of ongelukken.
6. Koplampen: Gebruik uw koplampen 's nachts en bij slecht zicht. Schakel ze zelfs overdag in als het mistig of regenachtig weer is.
7. Richtingaanwijzers: Gebruik altijd uw richtingaanwijzers wanneer u van rijstrook verandert of afslaat. Hierdoor worden andere bestuurders attent gemaakt op uw bedoelingen en worden ongelukken voorkomen.
8. Voertuigonderhoud: Onderhoud uw voertuig regelmatig om ervoor te zorgen dat deze in goede staat verkeert. Een goede bandenspanning, functionerende remmen en goede koplampen zijn cruciaal voor veilig rijden.
9. Afleiding: Minimaliseer afleiding tijdens het rijden. Vermijd het gebruik van uw telefoon, eten of deelnemen aan activiteiten die uw aandacht van de weg afleiden.
10. Beschadigingen: Rijd nooit onder invloed van alcohol of drugs. Slecht rijden verhoogt het risico op ongevallen en dodelijke slachtoffers aanzienlijk.
Door deze en andere factoren die binnen uw macht liggen in eigen hand te nemen, kunt u uw veiligheid vergroten en vermijdbare ongelukken op de weg helpen voorkomen. Rijd altijd defensief en let op de acties van andere bestuurders en voetgangers.