1. Frontale impact: De bestuurdersairbag wordt vooral geactiveerd bij frontale botsingen waarbij de auto frontaal of onder een hoek tegen een ander voorwerp botst. Sensoren in de auto detecteren de plotselinge en aanzienlijke vertraging en activeren het opblazen van de airbag.
2. Zijdelingse botsing (sommige voertuigen): Bij geavanceerde voertuigen kunnen zijairbags voor de bestuurder zijn geïnstalleerd. Deze worden geactiveerd wanneer het voertuig aanzienlijke kracht van de zijkant ontvangt, waardoor hoofd- en borstletsel bij zijdelingse botsingen worden verminderd.
3. Rollover (selecteer voertuigen): Sommige moderne auto's zijn voorzien van kantelsensoren die de airbag van de bestuurder kunnen opblazen in situaties waarin het voertuig omslaat of aanzienlijk kantelt, waardoor in deze zeldzame scenario's betere bescherming wordt geboden.
Inzet airbag passagiers:
1. Frontale impact: Net als de bestuurdersairbag wordt de passagiersairbag voornamelijk geactiveerd tijdens substantiële frontale botsingen om te voorkomen dat de passagier op de voorstoel naar voren wordt geslingerd en op harde oppervlakken terechtkomt.
2. Zijdelingse botsing (bepaalde voertuigen): Indien aanwezig worden de zijairbags voor de passagiers op de voorstoelen opgeblazen tijdens zijdelingse botsingen om het risico op ernstig letsel voor de inzittende te verkleinen.
3. Botsing van achteren (specifieke auto's): Enkele geavanceerde voertuigen zijn voorzien van airbags voor de passagiers achterin. Ze worden geactiveerd bij aanzienlijke kop-staartbotsingen om de passagiers op de achterbank te beschermen, vooral kinderen in kinderzitjes.
Houd er rekening mee dat de specifieke voorwaarden voor het activeren van de airbag enigszins kunnen variëren per voertuigmerk en -model, op basis van hun individuele veiligheidssystemen.
Als u zich zorgen maakt over de activering van de airbag in uw specifieke auto, raadpleeg dan de gebruikershandleiding van uw auto voor nauwkeurige informatie.