- Controleer de brandstofdruk en -stroom.
- Maak het brandstoffilter schoon.
- Inspecteer de brandstofleidingen op lekkage of schade.
2. Luchtinlaatsysteem:
- Controleer het luchtfilter op verstoppingen of beperkingen.
- Inspecteer de luchtinlaatslang op lekkage of beschadiging.
- Reinig het gasklephuis en de IAC-klep.
3. Ontstekingssysteem:
- Controleer de bougies op slijtage of beschadiging.
- Inspecteer de bougiekabels op scheuren of beschadigingen.
- Controleer de verdelerkap en rotor op scheuren of beschadigingen.
4. Elektrisch systeem:
- Controleer de accu op de juiste spanning en aansluitingen.
- Inspecteer de dynamo en starter op goede werking.
- Maak de accupolen schoon.
5. Sensoren:
- Controleer de koelvloeistoftemperatuursensor.
- Inspecteer de zuurstofsensor.
- Reinig de MAP-sensor.
6. Vacuümsysteem:
- Controleer alle vacuümslangen op lekkage of beschadiging.
- Controleer de PCV-klep op goede werking.
7. Computer (PCM):
- Controleer of er foutcodes zijn opgeslagen in de computer.
- Reset de computer naar de standaardinstellingen.
Als het probleem aanhoudt, moet een professionele monteur het probleem verder diagnosticeren.