- Laag koelvloeistofpeil:
- Controleer het koelvloeistofpeil in het reservoir. Als het laag is, voeg dan meer koelvloeistof toe. Een laag koelvloeistofpeil kan ervoor zorgen dat de motor oververhit raakt en geen warmte meer produceert.
- Defecte thermostaat:
- Een defecte thermostaat kan ervoor zorgen dat de motor zijn normale bedrijfstemperatuur niet bereikt. Controleer de thermostaat door de bovenste radiateurslang los te koppelen en de motor te starten. Als de bovenste slang niet heet wordt, is de thermostaat mogelijk defect en moet deze worden vervangen.
- Defecte verwarmingskern:
- Een verstopte of defecte verwarmingskern kan ook voorkomen dat er warmte de cabine binnendringt. Controleer de verwarmingskern door de verwarming op de hoogste stand te zetten en de temperatuur te voelen van de lucht die uit de ventilatieopeningen komt. Als de lucht niet heet is, kan de verwarmingskern verstopt of beschadigd zijn.
- Defecte mengdeur:
- De blenddeur regelt hoeveel warme en koude lucht de cabine binnenkomt. Een defecte mengdeur kan voorkomen dat warme lucht de cabine bereikt. Controleer de mengdeur door de verwarming op de hoogste stand te zetten en de temperatuur te voelen van de lucht die uit de verschillende ventilatieopeningen komt. Als de temperatuur van de lucht die uit de ventilatieopeningen komt inconsistent is, is de mengdeur mogelijk defect of moet deze worden afgesteld.
- Onvoldoende koelvloeistofstroom:
- Als er onvoldoende koelvloeistof stroomt, kan het zijn dat de verwarmingskern niet de benodigde hete koelvloeistof ontvangt om warmte te produceren. Controleer de waterpomp en zorg ervoor dat deze correct functioneert. Zoek naar lekkages of verstoppingen in het koelsysteem die de koelvloeistofstroom kunnen belemmeren.