- Controleer de zekeringen en relais van de luchtvering:
1. Zoek de zekeringenkast in de kofferbak (achter de achterbank).
2. Identificeer de zekeringen met het label 'AIR SUSPENSION' of 'AIR RIDE'.
3. Controleer of de zekeringen zijn doorgebrand of beschadigd. Vervang deze.
- Controleer de hoogtesensoren van de luchtvering:
1. De hoogtesensoren bevinden zich op de voor- en achteras.
2. Inspecteer de hoogtesensoren op beschadiging of corrosie en controleer of deze goed zijn aangesloten op de luchtveringsregelmodule.
3. Reinig indien nodig de hoogtesensoren en hun aansluitingen.
Voer een systeemdruktest uit:
1. Breng het luchtveersysteem onder druk volgens de aanbevolen methode.
2. Controleer de drukwaarden op de luchtveringsregelmodule of gebruik een externe manometer.
3. Vergelijk de drukmetingen met de opgegeven waarden voor uw voertuigmodel.
- Controleer de luchtleidingen en aansluitingen:
1. Inspecteer de luchtleidingen op lekken, scheuren of schade.
2. Zorg ervoor dat de luchtleidingen stevig zijn aangesloten op de luchtveringscomponenten en de luchtcompressor.
3. Draai eventuele losse verbindingen vast of vervang beschadigde luchtleidingen.
Controleer de regelmodule van de luchtvering:
1. De regelmodule voor de luchtvering bevindt zich meestal in de kofferbak.
2. Inspecteer de regelmodule op zichtbare schade of corrosie.
3. Controleer de elektrische aansluitingen op de besturingsmodule en zorg ervoor dat ze goed vastzitten.
Herinitialiseer het luchtveersysteem:
1. Koppel de accu een paar minuten los (raadpleeg de servicehandleiding van uw voertuig voor de juiste procedure).
2. Sluit de accu opnieuw aan en zet het contact aan.
3. Laat het luchtveersysteem initialiseren en controleer of de auto op de juiste hoogte komt.
Als het probleem aanhoudt, is het raadzaam om uw voertuig te laten diagnosticeren door een gekwalificeerde monteur of een monteur die gespecialiseerd is in luchtveersystemen om eventuele onderliggende problemen te identificeren en te verhelpen.