1. Luister naar de pomp. Wanneer u de contactsleutel naar de stand "AAN" draait, hoort u een zoemend geluid uit de brandstofpomp. Dit geluid zou een paar seconden moeten aanhouden. Als u geen zoemend geluid hoort, werkt de brandstofpomp mogelijk niet.
2. Controleer de brandstofdruk. U kunt de brandstofdruk controleren met behulp van een brandstofdrukmeter. Sluit de meter aan op de brandstofleiding en draai de contactsleutel naar de stand "ON". De brandstofdruk moet tussen 30 en 40 psi liggen. Als de brandstofdruk te laag is, werkt de brandstofpomp mogelijk niet goed.
3. Controleer de brandstofstroom. U kunt de brandstofstroom controleren door de brandstofleiding los te koppelen van de carburateur en de contactsleutel naar de stand "ON" te draaien. De brandstof moet in een gestage stroom uit de brandstofleiding stromen. Als de brandstofstroom zwak is of niet bestaat, werkt de brandstofpomp mogelijk niet goed.
Als u vermoedt dat de brandstofpomp niet werkt, moet u deze laten testen door een gekwalificeerde monteur.