* Handschoenen
* Veiligheidsbril
* Dopsleutelset
* Tangen
* Draadscharen
* Batterijlader
* Gedestilleerd water
* Natriumcarbonaat
* Emmer
Instructies:
1. Bereid uw werkruimte voor. Werk in een goed geventileerde ruimte en draag handschoenen en een veiligheidsbril.
2. Koppel de batterij los. Gebruik een dopsleutel om de negatieve pool (gemarkeerd met een minteken) en vervolgens de positieve pool (gemarkeerd met een plusteken) los te maken. Zorg ervoor dat u de aansluitingen niet aanraakt met uw handen of gereedschap.
3. Verwijder de batterij. Til de accu uit het voertuig. Zorg ervoor dat u het niet laat vallen.
4. Reinig de batterij. Gebruik een oplossing van zuiveringszout en water om de batterij schoon te maken. Zorg ervoor dat u handschoenen en een veiligheidsbril draagt.
5. Controleer het waterniveau van de batterij. Voeg gedestilleerd water toe aan de accu totdat het waterniveau de ‘vol’-lijn bereikt.
6. Laad de batterij op. Sluit de acculader aan op de accu en laad deze op volgens de instructies van de fabrikant.
7. Test de batterij. Gebruik een voltmeter om de accuspanning te testen. De spanning moet tussen de 12,6 en 13,2 volt liggen.
8. Sluit de batterij opnieuw aan. Plaats de accu opnieuw in het voertuig en sluit de polen opnieuw aan. Zorg ervoor dat u de aansluitingen stevig vastdraait.
Tips:
* Als de batterij ernstig beschadigd is, is het wellicht niet mogelijk deze te redden.
* Als u niet vertrouwd bent met het werken met batterijen, kunt u de batterij ter reparatie naar een professional brengen.
* Zorg ervoor dat u de oude batterij op de juiste manier weggooit. Batterijen bevatten gevaarlijke materialen die schadelijk kunnen zijn voor het milieu.