Zorg ervoor dat het voertuig geparkeerd staat en dat de transmissie op bedrijfstemperatuur is.
Zoek de vulplug van de transmissievloeistof. Raadpleeg de gebruikershandleiding van uw voertuig voor de exacte locatie.
Verwijder de transmissievloeistofvulplug met het juiste gereedschap (meestal een sleutel van 17 mm of 19 mm).
Steek een trechter in de vulopening van de transmissievloeistof.
Voeg transmissievloeistof toe aan het voertuig totdat het uit de overloopbuis begint te stromen.
Plaats de transmissievloeistofvulplug terug.
Start het voertuig en laat het een paar minuten draaien.
Schakel de transmissie door alle versnellingen en pauzeer een paar seconden in elke versnelling.
Zet de transmissie terug in de parkeerstand.
Controleer het transmissievloeistofpeil opnieuw en voeg indien nodig meer vloeistof toe.
Zorg ervoor dat u de juiste transmissievloeistof gebruikt, zoals aangegeven in de gebruikershandleiding van uw voertuig.