Zorg ervoor dat het probleem dat het controlelampje veroorzaakt, is verholpen:Voordat u het lampje reset, moet u ervoor zorgen dat de onderliggende oorzaak van het probleem is opgelost. Het kan hierbij gaan om reparaties of onderhoud aan het voertuig.
Zoek de OBD-II-poort:De OBD-II-poort, ook wel de diagnosepoort genoemd, bevindt zich meestal onder het dashboard, vlakbij de bestuurdersstoel. Het is een 16-polige connector.
Sluit een OBD-II-scanner aan:Gebruik een OBD-II-scanner om verbinding te maken met het computersysteem van het voertuig. Deze scanners zijn verkrijgbaar bij auto-onderdelenwinkels of online.
Zet het contact aan:Draai de contactsleutel naar de stand "ON" zonder de motor te starten. Hierdoor wordt het computersysteem van het voertuig ingeschakeld en kan de scanner ermee communiceren.
Voer een scan uit:Gebruik de scanner om het computersysteem van het voertuig te scannen op eventuele opgeslagen diagnostische foutcodes (DTC's). Deze codes geven de problemen aan die worden gedetecteerd door de sensoren en modules van het voertuig.
Wis de codes:Zodra de scan is voltooid, selecteert u de optie om de DTC's te wissen of te wissen in het scannermenu. Hierdoor wordt het controlelampje gereset.
Schakel het contact uit:Draai de contactsleutel terug naar de stand "UIT".
Start de motor opnieuw:Start de motor en laat deze enkele minuten draaien. Als het controlelampje niet opnieuw gaat branden, is de reset gelukt.
Notitie:Als het controlelampje na het resetten weer gaat branden, geeft dit aan dat het onderliggende probleem aanhoudt of dat er een nieuw probleem is opgetreden. In dit geval wordt aanbevolen om het voertuig te laten diagnosticeren door een gekwalificeerde monteur om de oorzaak van het probleem te identificeren en op te lossen.