* In de jaren zestig was er sprake van een hausse in de productie en het bezit van auto's.
*Het aantal auto’s op de weg steeg van 64 miljoen in 1960 naar 100 miljoen in 1970.
* Deze stijging was gedeeltelijk te danken aan de toenemende welvaart van de Amerikanen, maar ook aan de uitbreiding van de buitenwijken.
* Auto's werden betaalbaarder en gemakkelijker te bedienen, waardoor ze een toegankelijker vervoermiddel werden.
Vliegreizen
* Vliegreizen werden in de jaren zestig ook gebruikelijker.
* De straalmotor maakte vliegreizen sneller en efficiënter, en het aantal commerciële vluchten nam dramatisch toe.
*In 1960 waren er wereldwijd slechts ongeveer 10.000 commerciële vluchten per dag. In 1970 waren dat er ruim 50.000.
Treinen
* Treinen waren in de jaren zestig nog steeds een belangrijke vorm van vervoer, maar begonnen in populariteit af te nemen naarmate vliegreizen betaalbaarder werden.
* Het aantal in gebruik zijnde passagierstreinen daalde van 20.000 in 1960 naar 10.000 in 1970.
Bussen
* Bussen waren in de jaren zestig een ander belangrijk vervoermiddel.
* Ze werden gebruikt voor zowel langeafstandsreizen als lokaal transport.
* Het aantal in gebruik zijnde bussen bleef in de jaren zestig relatief stabiel.
Andere vormen van transport
* Naast auto's, vliegtuigen, treinen en bussen werden er in de jaren zestig nog een aantal andere vormen van vervoer gebruikt.
*Dit omvatte fietsen, motorfietsen en paarden.
* Fietsen werden zowel voor recreatie als transport gebruikt, terwijl motorfietsen vooral voor recreatie werden gebruikt.
* In sommige plattelandsgebieden werden paarden nog steeds gebruikt voor transport.