De AC-130 is een zwaarbewapend gevechtsschip dat voornamelijk wordt gebruikt voor luchtsteun en het beschieten van gronddoelen. Het is doorgaans bewapend met een verscheidenheid aan kanonnen, machinegeweren en houwitsers, waardoor het verwoestende vuurkracht kan leveren tegen vijandelijke grondtroepen. De AC-130 is echter relatief langzaam bewegend en niet erg manoeuvreerbaar, waardoor hij kwetsbaar is voor aanvallen van wendbaardere vliegtuigen.
Aan de andere kant is de F-22 Raptor een zeer geavanceerde luchtsuperioriteitsjager, ontworpen voor lucht-luchtgevechten. Het combineert stealth-technologie, hoge snelheid, uitstekende manoeuvreerbaarheid en geavanceerde luchtvaartelektronica om het een voorsprong te geven op andere gevechtsvliegtuigen. De krachtige motoren van de F-22, in combinatie met het aerodynamische ontwerp, zorgen ervoor dat hij supersonische snelheden kan bereiken en met gemak ingewikkelde manoeuvres kan uitvoeren.
Vanwege zijn superieure snelheid en manoeuvreerbaarheid kon de F-22-piloot de aanvallen van de AC-130 ontwijken terwijl hij zijn geavanceerde wapensystemen gebruikte om het gevechtsschip vanaf een afstand aan te vallen. De lucht-luchtraketten en kanonnen van de F-22 hebben een veel groter bereik en nauwkeurigheid vergeleken met de wapens van de AC-130.
Bovendien zouden de stealth-mogelijkheden van de F-22 het voor de AC-130 moeilijk maken om hem op de radar te detecteren, waardoor de Raptor een voordeel zou krijgen bij verrassingsaanvallen.
Concluderend:hoewel de AC-130 op zichzelf een krachtig vliegtuig is, maken de superieure snelheid, manoeuvreerbaarheid en geavanceerde wapens van de F-22 hem tot de meest waarschijnlijke winnaar in een luchtgevechtsituatie tussen de twee.