Torentje
* Manteltje: De gepantserde plaat die de geweerloop en de montage ervan beschermt.
* Koepel: De gepantserde behuizing voor de tankcommandant en schutter.
* Visiepoorten: Spleten in het pantser waardoor de bemanning buiten de tank kan kijken.
* Geweer: De belangrijkste bewapening van de tank.
Romp
* Bovenste romp: De gepantserde doos die het bovenste deel van de tank vormt.
* Onderste romp: De gepantserde doos die het onderste deel van de tank vormt.
* Opschorting: Het systeem van veren en wielen dat het gewicht van de tank ondersteunt en ervoor zorgt dat deze kan bewegen.
* Nummers: De stalen riemen die de grond vasthouden en de tank voortstuwen.
Motorruimte
* Motor: De dieselmotor die de tank aandrijft.
* Verzending: De versnellingsbak die het motorvermogen omzet in beweging voor op de rupsbanden.
* Koelsysteem: Het systeem dat ervoor zorgt dat de motor niet oververhit raakt.
Bemanningscompartiment
* Bestuurdersstoel: De stoel waar de bestuurder zit.
* Schutterstoel: De stoel waar de schutter zit.
* Commandantenstoel: De stoel waar de tankcommandant zit.
* Ladersstoel: De stoel waar de lader op zit.
Anders
* Brandstoftanks: De tanks waarin de brandstof voor de motor wordt opgeslagen.
* Munitierekken: De rekken waarin de munitie voor het wapen wordt bewaard.
* Brandblussers: De apparaten die gebruikt werden om branden te blussen.