1. Controleer de klepspeling. De klepspelingen zijn de openingen tussen de kleppen en de nokkenas. Als de klepspeling te krap is, kunnen de kleppen niet goed bewegen. Klepspeling kun je controleren met een voelermaatje.
2. Inspecteer de nokkenas. De nokkenas is verantwoordelijk voor het openen en sluiten van de kleppen. Als de nokkenas beschadigd of versleten is, kunnen de kleppen niet goed bewegen.
3. Inspecteer de klepveren. De klepveren zijn verantwoordelijk voor het gesloten houden van de kleppen. Als de klepveren zwak of beschadigd zijn, kunnen ze de kleppen niet goed gesloten houden, waardoor de kleppen niet goed kunnen bewegen.
4. Controleer de distributieketting of riem. De distributieketting of riem is verantwoordelijk voor het synchroniseren van de beweging van de nokkenas en de krukas. Als de distributieketting of riem versleten of beschadigd is, zullen de kleppen op de verkeerde momenten openen en sluiten, waardoor de motor niet goed kan draaien.
