1. Controleer de koelvloeistoftemperatuursensor. Deze sensor bevindt zich op de cilinderkop en meet de temperatuur van de koelvloeistof. Als de sensor defect is, kan deze onjuiste signalen naar de motorregeleenheid (ECU) sturen, waardoor de motor te heet kan worden.
2. Controleer de thermostaat. De thermostaat bevindt zich in de koelvloeistofslang en regelt de koelvloeistofstroom naar de motor. Als de thermostaat vastzit, kan dit ertoe leiden dat de motor oververhit raakt.
3. Controleer de waterpomp. De waterpomp bevindt zich aan de voorzijde van de motor en circuleert de koelvloeistof door de motor. Als de waterpomp defect is, kan de motor oververhit raken.
4. Controleer de radiateur. De radiateur bevindt zich aan de voorkant van de auto en helpt de koelvloeistof af te koelen. Als de radiateur verstopt of beschadigd is, kan de motor oververhit raken.
5. Controleer het koelvloeistofpeil. Als het koelvloeistofpeil te laag is, kan de motor oververhit raken.
Als u het probleem niet zelf kunt diagnosticeren, moet u uw auto naar een gekwalificeerde monteur brengen.
