Parkeer het voertuig op een vlakke ondergrond en zet de motor af.
Wacht enkele minuten totdat de transmissievloeistof is afgekoeld voordat u deze controleert.
Open de motorkap van uw voertuig.
Zoek de peilstok voor de transmissievloeistof, meestal gemarkeerd met een gele hendel of dop. Het bevindt zich meestal aan de achterkant van de motorruimte, dicht bij de transmissie.
Trek de peilstok eruit en veeg hem schoon met een schone doek of keukenpapier.
Zorg ervoor dat de hele peilstok schoon is om een nauwkeurige aflezing te krijgen.
Steek de peilstok weer helemaal terug in de buis.
Zorg er bij het opnieuw plaatsen voor dat de peilstok volledig op zijn plaats zit, zodat u een nauwkeurige aflezing van het vloeistofpeil kunt krijgen.
Trek de peilstok er weer uit en inspecteer het vloeistofpeil.
De transmissievloeistof moet tussen de markeringen "Min" en "Max" op de peilstok staan. Als het vloeistofniveau laag is, moet u meer vloeistof toevoegen.
Als het vloeistofpeil laag is, voeg dan het aanbevolen type transmissievloeistof toe via de peilstokbuis.
Gebruik een trechter om de vloeistof langzaam toe te voegen en controleer regelmatig de peilstok om het peil te controleren.
Zodra het transmissievloeistofpeil tussen de markeringen "Min" en "Max" staat, steekt u de peilstok opnieuw in en sluit u de motorkap.
Opmerking :Het is van cruciaal belang om het juiste type transmissievloeistof te gebruiken, gespecificeerd in de gebruikershandleiding van het voertuig, om goede transmissieprestaties te behouden. Als het transmissievloeistofpeil bovendien te laag is of er vuil of verkleurd uitziet, is het raadzaam om het door een professionele monteur te laten inspecteren voor verdere beoordeling.